Aad bij de AA
Uit: Mindere Goden

Terwijl ik in de richting loop van wat ik tegen vrienden gekscherend het clubhuis noem, zie ik iemand staan die ik nog niet eerder heb gezien. Althans, niet in levenden lijve, en zeker niet bij de AA. Een man met een lange zwarte jas aan, een zonnebril en een goedkope baseballpet op. Hij kijkt schuchter en zoekend om zich heen. Het is Aad de Mos. Om hem niet in verlegenheid te brengen, laat ik niet merken dat ik weet wie hij is. ‘Bent u ergens naar op zoek?’ vraag ik, als ik vlakbij hem ben. 

Twintig minuten later zitten we naast elkaar in de kring. De opkomst is niet hoog, een man of acht, negen. Aad heeft zijn jas uitgetrokken en zijn zonnebril afgedaan. De pet houdt hij op. Het is een rode one size fits all-pet, met een witte voorkant waarop het logo staat van een bedrijf of een merk dat ik niet ken. ‘Ik ben Aad en ik ben verslaafd,’ zegt Aad als hij aan de beurt is. ‘Hallo Aad,’ zeggen wij. Aad staat inmiddels zestien weken droog. ‘Ik ben hier vandaag voor het eerst en ik wil eens kijken of ik me hier prettig bij voel. Het is een nieuwe ervaring voor mij.’

De groepsleider zegt dat hij hoopt dat Aad zich snel op zijn gemak voelt. Dat Aad over zijn ervaringen mag vertellen als hij wil, maar dat hij ook gewoon mag luisteren. Aad zegt de rest van het kringgesprek niets en luistert alleen maar. Dat verbaast me, want zo ken ik Aad niet, maar ik begrijp het wel.

Na afloop raken we met elkaar in gesprek bij de koffietafel. Aad drinkt zijn koffie zwart met twee zakjes suiker. Ik neem thee. Hoewel ik het eigenlijk niet gepast vind, kan ik me niet inhouden en laat ik merken een groot fan van Aad te zijn. ‘Wie een Europacup wint met KV Mechelen, is een held. Jij bent een held, Aad,’ zeg ik. Aad schudt zijn hoofd. ‘Weet je, helden zijn geen helden meer, tegenwoordig.’

Dat begrijp ik niet helemaal. Ik vraag of hij zich miskend voelt. Aad begint daarop een vaag verhaal over Cruijff en Van Basten en over Aad de Mos, waaruit ik niet precies opmaak of het een ja of een nee is. Ik glimlach en aan zijn gezicht zie ik dat Aad dat een bevredigend antwoord vindt.

‘Wat doe jij hier, Aad?’ vraag ik. Aad ademt op zijn karakteristieke, sissende wijze in langs zijn kiezen, en zegt: ‘Het begon toen ik nog bij Ajax trainde. De druk bij die club is niet te harden zonder af en toe een glas. Dat worden er steeds meer, tot je op een dag niet meer zonder kunt.’

Ik vertel Aad dat ik een paar jaar geleden naar een wedstrijd van KV Mechelen was, en dat ik het een fenomenale club vind. Met afstand de mooiste van België. ‘Jij paste daar, Aad.’

‘Bij Mechelen was ik vrijwel permanent dronken,’ zegt Aad. ‘Eigenlijk kon je dat ook wel merken. Ik deed de gekste dingen, af en toe. Die eerste wissel in de finale tegen Ajax, Desmaecker voor De Wilde, die sloeg natuurlijk helemaal nergens op. Maar als je wint, zegt niemand daar wat van. Een winnende coach die de gekste dingen doet, is een genie.’ Hij grijnst erbij en slurpt zijn koffie naar binnen. Ik moet lachen.

Aad vraagt wat mijn verhaal is. ‘Ik ben dichter,’ zeg ik. ‘Voor dichters zit een verslaving in het starterspakket. Alle dichters, althans alle goeie dichters, hebben een verslaving. De meeste zelfs meer dan één, maar ikzelf houd het bij alcohol.’ Aad knikt begripvol.

‘Hoelang sta jij al droog dan?’ vraagt hij. Ik vertel hem dat het mij niet lukt om permanent van de alcohol af te blijven, maar dat de AA-bijeenkomsten me wel helpen om zo min mogelijk terug te vallen. ‘Zo eens in de twee, drie weken kan ik het niet laten en gaat er weer een flesje doorheen.’ ‘Ga je met drank op nou beter schrijven?’ vraagt Aad. Ik schud van nee.

‘Ik houd wel van poëzie,’ zegt Aad als hij even later een tweede bekertje koffie inschenkt, en hij citeert spontaan Lucebert: 

betaamd maar nu loopt zij leeg
in een verheven kledij kleedt
de dingen zij mens man vel en
mijn verzen vriend zijn vreemde
hoge juwelen laarzen aan een
voetangel

Ik meen er althans Lucebert in te herkennen. Maar ik sluit ook niet uit, dat Aad gewoon weer aan het vertellen is over Cruijff en Van Basten en over Aad de Mos. ‘Voetbal kan ook poëzie zijn,’ voegt Aad eraan toe. ‘Dat is zo,’ zeg ik.

Ik vraag aan Aad of hij nog andere oefenmeesters kent die regelmatig naar de fles grijpen. ‘O, zoveel,’ zegt Aad ontwijkend. ‘Zonder drank houd je het in dat wereldje gewoon niet vol joh.’ Ik begrijp dat hij niet indiscreet wil zijn, maar mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn manieren. ‘Noem er eens één.’ Aad aarzelt even en zegt dan: ‘Co.’

Dat verbaast mij niets. Ik vond ook Co altijd een held. Eigenzinnig, nooit verlegen om een mening, iemand met een visie ook. Maar wie Co tegenwoordig nog over voetbal hoort praten, raakt het spoor al snel bijster.

Waarschijnlijk is Aad bang dat ik door zal vragen, want ineens zegt hij dat hij ervandoor moet. Hij pakt zijn lange zwarte jas en zet zijn zonnebril weer op. Ik loop met hem mee en zeg dat ik het erg leuk vind hem ontmoet te hebben. Hij haalt een viltstift uit zijn binnenzak, neemt zijn pet af en signeert die ongevraagd. ‘Hier, die is voor jou. Voor boven je bed.’

Hij steekt me aan de buitendeur een hand toe. ‘Laten we eens gaan schaatsen’, zegt hij. Terwijl hij zich van mij verwijdert, bedenk ik dat ik Aad nuchter nog leuker vind dan wanneer hij onder invloed is. Hij kijkt nog even om. Ik zwaai, maar hij zwaait niet terug. Langzaam verdwijnt Aad uit het zicht. Die komt vast niet meer terug. 

 

 

De teen van Memphis
Uit: Mindere Goden 

Het is een zonnige maandagmorgen in Lyon. Memphis zit met een glas yoghurtdrink in zijn keuken en opent zijn agenda. Nu Oranje niet op het WK staat heeft hij vakantie, dus alle tijd om het ervan te nemen. Voor zondag heeft hij een afspraak staan om een nieuwe tatoeage te laten zetten. Verder is de week leeg. Hij slaat een bladzijde om: ook geen afspraken. Hij haalt zijn mobieltje uit zijn tas. ‘Yo bro, alles flex?’ appt hij.

Quincy Promes antwoordt meteen. ‘Fa waka bro, alles oké toch? Net thuis van straight money blowen.

‘Wat heb je gekocht?’

‘Skype?’

‘Sure.’

Memphis loopt naar zijn computer. Via Skype verschijnt het reusachtige appartement van Quincy in beeld. Quincy houdt drie tassen omhoog. ‘Ik was naar Louis Vuitton’, begint hij. ‘Maar daar had ik alles al. Paar dingen gevonden bij Dior.’

Quincy laat twee jeans, een riem en een paar schoenen zien. ‘En een nieuwe Rolex. Kijk.’

‘Flex klokkie, man. Luister, heb jij plannen?’

‘Ja, straks effe Netflix en chill, je weet toch?’

‘Nee, niet vandaag. Komende tijd. Ik zat te denken, laten we een hiphopplaat doen. Een groep formeren, album maken, alles. Doe je mee?’

Uit het driepersoonsbed achter Quincy komt ineens een blonde gestalte omhoog. ‘Schatje, kom je?’

‘Ja, goed, ik doe mee’, zegt Quincy tegen Memphis. ‘Maar ik moet gaan nu. Netflix, snap je? Fix het, man. Wordt flex. Ik hoor je!’ 

Quincy groet met een knipoog. Memphis’ beeldscherm wordt zwart.  

De groep is snel geformeerd. Naast Memphis en Quincy doen Tonny Vilhena, Rick Karsdorp en Karim Rekik mee. Platenlabel Top Notch is geïnteresseerd. Nederlandselftalspelers zijn immers commercieel aantrekkelijk. De vijf voetballers tekenen voor een album, drie videoclips en een concerttour. De titel van het album wordt ‘Kurk blijft drijven’ en Memphis en Quincy schrijven alle teksten. 

Een maand later moet de plaat er al zijn. Het album kent veertien liedjes over uiteenlopende hiphoponderwerpen: vrouwen, mooie auto’s, geld verbrassen en onrecht. Het onrecht dat voetballers soms wordt aangedaan. Fluitconcerten, kritische journalisten, op de bank zitten en ploeggenoten met een grotere koptelefoon. Dat werk.

Uiteraard mag een echte dis niet ontbreken. In het nummer ‘Internationaal’ rekent het gezelschap af met de crème de la crème van de nederhop. Van Lange Frans tot Ali B. en van Rapper Boef tot Ronnie Flex, allemaal krijgen ze een veeg uit de pan.

Alle grote poppodia en zomerfestivals boeken de formatie. Kurk blijft drijven wordt een hit op Spotify en de videoclip van ‘Internationaal’ krijgt miljoenen views op YouTube. Van het geld dat ze ermee verdienen laat Memphis een nieuwe tatoeage zetten. Rick neemt een gouden tand. 

*  

Het is half drie ‘s nachts en Memphis heeft net opgetreden in Paradiso. Het was het hoogtepunt van een hiphopavontuur dat bijna een hele zomer duurde. Over een paar dagen moet hij met Lyon weer aan de bak voor de competitie, maar dat weerhield hem er niet van om vannacht helemaal los te gaan. En met net één glaasje champagne te veel op, kuiert hij richting het Amstel Hotel, waar hij in de Royal Suite overnacht.

Hij passeert een wit bestelbusje, waarvan de zijdeur prompt open vliegt. Drie mannen met bivakmutsen over hun hoofd rennen op hem af. Voor hij doorheeft wat hem overkomt, hebben ze hem overmeesterd en het busje ingesleurd. Ze trekken een zak over zijn hoofd en zijn mond wordt met ducttape afgeplakt. Terwijl ze zijn handen op zijn rug binden voelt hij het busje vertrekken. Hij krijgt een klap op zijn hoofd en gaat knock out. 

Wanneer Memphis weer wakker wordt, is het donker om hem heen. Hij zit vastgebonden op een stoel. De zak zit nog steeds over zijn hoofd. 

‘Pst, hij beweegt’, hoort hij iemand zeggen.

‘Ja man’, zegt een ander.

‘Leip!’, zegt een derde. 

Hij voelt een hand tegen zijn schouder. Een vierde stem spreekt hem met een Marokkaans-Amsterdams accent toe. ‘Kijk, kijk, meneer is wakker. Wat dacht je nou jongen? Dat je met ons ken fokken, hè? Nu ben je in Diemen-Zuid, mattie!’ 

De anderen raken met elkaar in gesprek. Memphis onderscheidt minstens zeven verschillende stemmen. Uiteindelijk vraagt er één: ‘Wat gaan we met hem doen?’

Nog niet eerder in zijn leven was Memphis zo bang. 

‘Laten we zijn benen breken’, zegt er één.

‘Nee man, we moeten zijn teen afknippen.’

‘Zijn teen?’

‘Ja, dat heb ik gezien in Prison Break.’

‘Hoe dan?’

‘Met een tuinschaar of zo. Dat zal hem leren.’

‘Heb jij zo’n ding?’

‘Ja, misschien.’

‘En welke teen dan?’

‘Nou, hij is rechts, toch?’

Memphis probeert zich los te wurmen, maar kan geen kant op. Tien minuten later voelt hij een snijdende pijn in zijn rechter grote teen. Hij krijst en verliest opnieuw zijn bewustzijn.

*

NOS Teletekst meldt als eerste dat Memphis er voor lange tijd uit ligt, vanwege een blessure aan zijn teen. Hij zal voorlopig niet in actie kunnen komen. Na enige tijd komen er geruchten. Memphis zou zijn teen zelfs kwijt zijn. RTL Boulevard is de eerste die het als hard nieuws meldt: Memphis mist een teen. Te gast is Peter R. de Vries.

‘Hoe weten we zo zeker dat Memphis een teen mist, Peter?’

‘Nou, er zijn teenloze foto’s opgedoken van Memphis met verpleegsters. Die hebben selfies gemaakt terwijl Memphis in het ziekenhuis lag te slapen.’

‘Is er enig idee hoe dit is gebeurd?’

‘Uit welingelichte bronnen heb ik vernomen dat het gaat om een afrekening binnen het nederhiphopcircuit.’

‘Brainpower?’

‘Op dit moment kunnen we alleen nog maar raden.’

*

Het is anderhalf jaar later. Ziggo heeft een nieuw praatprogramma met Jack van Gelder als presentator. Memphis Depay heeft zijn rentree gemaakt bij Olympique Lyonnais.

‘We gaan het hebben over Memphis’, zegt Jack. Iedereen aan tafel knikt instemmend.

‘We hebben een speciale gast.’ Hij kijkt naar Willem van Hanegem.

‘Willem, jij hebt een bijzondere rol gespeeld bij de terugkeer van Memphis, hè?’

‘Nou ja…’

‘Vertel eens.’

‘Nee, maar ik zeg al: dat ventje ken gewoon heel aardig voetballen.’

‘Ja, maar jij hebt hem weer zover gekregen, toch?’

‘Nee. Nou ja. Die gozert had gewoon met zijn teen, ja. En dan kon die niet meer voetballen. En dan dacht ik: wat is dat nou voor een flauwekul, man. Je hebt toch nog negen tenen over?’ 

‘En jij weet hoe het is om te voetballen zonder grote teen.’

‘Nou, ik speelde bij Feyenoord en had een keer mijn linker grote teen gebroken. Maar ik wilde toch voetballen. Dus toen pakte ik gewoon mijn teen in met tape en raakte ik alles alleen maar met mijn buitenkant.’

‘En zo werd je De Kromme.’

‘Ja, alles met de buitenkant.’

‘Kunnen we even wat beelden van Willem zien, alsjeblieft.’

In korrelig zwart-wit toont Ziggo beelden van Willem van Hanegem die in een volle Kuip met de buitenkant van zijn befaamde linkervoet met akelige precisie ballen over lange afstand verstuurt.

‘Zie je het nou, koekenbakker?’

‘Maar Willem, dat waren ook andere tijden.’

‘Wat nou andere tijden?’ 

‘Even terug naar Memphis…’

‘Nou, ik heb hem gewoon gebeld. Ik zeg: je laat je verdimme toch niet gek maken omdat je een teentje mist? En toen ben ik naar hem toegegaan.’

‘En toen?’

‘Gewoon samen oefenen! Die jongen zat een beetje in de put. Maar je moet je niet gek laten maken, man. En als je dat nou ziet, dan denk je: dat is verdimme toch prachtig? Dat zo’n gozert weer terug komt en de winnende maakt?’

‘Ja’, zegt Jack. ‘Memphis maakte vandaag de winnende tegen Paris Saint Germain. Kunnen we die goal nog een keer zien?’