In bed met… Sergio Padt
De rubriek In bed met… was de opvolger van de rubriek Wieberen.
Context: Sergio Padt, enkele malen opgeroepen voor Oranje, is gearresteerd nadat hij zich ernstig misdragen heeft in een trein, waarbij hij meermaals zou hebben gezegd: ‘Weet je wel wie ik ben?’
In bed met… Sergio Padt
In de rubriek In bed met… deelt Frank Fabian van Keeren wekelijks de lakens met iemand uit de voetbalwereld. Deze week brengt hij de nacht door met Sergio Padt.
We zitten samen aan de rand van een eenpersoonsbed met alleen een plastic matras. Het is een kleine cel zonder ramen. Tegenover het bed staat, tegen de muur, een metalen wc-pot zonder bril. De muren zijn van grijs beton en hier en daar hebben mensen er iets ingekrast. Rare poppetjes, piemels en korte teksten als ‘homos’ (zonder apostrof) en kanker politie (mét spatie).
“Hoe vind je zelf dat het gaat?” vraag ik.
“Weet je wel wie ik ben?” antwoordt Sergio.
Natuurlijk weet ik wie hij is. We hebben deze afspraak weken geleden al gemaakt. Maar toen ik voorstelde om samen een keer de nacht door te brengen, had ik niet gedacht dat we dat in een benauwde Groningse politiecel zouden doen.
“Je bent Sergio Padt”, antwoord ik. “Een keeper met overgewicht, die speelt bij de nummer laatst van de Eredivisie.”
“Ik ben de derde doelman van Oranje!” sputtert hij. Het is geen schreeuwen wat hij doet, maar het scheelt niet veel. Het speeksel dat zijn mond verlaat zet zijn woorden kracht bij en landt onder andere op mijn rechter onderarm.
“Puur uit nieuwsgierigheid, maar hoeveel verdient dat nou?”
“Wat?”
“Profvoetballer van FC Groningen.”
“Heel wat meer dan die journalistenfooi die jij maandelijks gestort krijgt, vriend.”
Eigenlijk wil ik zeggen dat ik helemaal geen journalist ben, maar gewoon een schrijver. En dat het helemaal niet slim van Sergio is dat hij nu met mij over dit onderwerp zit te praten. Dat ik alles op zal schrijven wat hij zegt en dat duizenden mensen het binnen een week op de website van Team Edgar zullen lezen. Maar ik maak hem niet wijzer dan hij is.
“Waarom koop je dan niet gewoon een kaartje?”
“Wat nou, een kaartje?”
“Een kaartje voor de trein! Waarom zwartrijden?”
“Weet je wel wie ik ben? Het is al erg genoeg dat ik überhaupt in zo’n trein moet gaan zitten. Tussen dat gepeupel. Mensen die moeten werken voor hun geld. Die een kaartje kopen om mij te mogen zien keepen in Oranje.”
“Je hebt nog nooit voor Oranje gekeept”, werp ik tegen.
“IK BEN DE DERDE KEEPER VAN ORANJE!” schreeuwt hij nu. Zijn hoofd is rood geworden. Hij staat op, ijsbeert door de cel en schopt een keer in het luchtledige.
Het raampje van de celdeur gaat open. Een politievrouw vraagt van achter de massieve deur of alles nog in orde is. Ik knik haar toe en vraag of we misschien wat te drinken kunnen krijgen. Zonder antwoord gaat het raampje weer dicht. In mijn tas zat een flesje cola, maar onze spullen hebben we in moeten leveren. Ik vrees dat het een lange nacht wordt.
De derde keeper van Oranje is gestopt met ijsberen en leunt tegen een muur. Hij begint te huilen.
Ik moet denken aan Ruud Hesp. Drie seizoenen de onbetwiste eerste doelman van FC Barcelona. Jarenlang was hij de derde doelman van Oranje, achter Van der Sar en Ed de Goeij, maar nooit kreeg hij een minuut speeltijd in het Nederlands elftal.
Ik krijg medelijden met Sergio. Hij speelt niet bij Barcelona, maar bij FC Groningen. Een afgegleden club die vecht tegen degradatie, en waar steeds minder mensen een kaartje kopen om Sergio Padt te kunnen zien. Niets meer een aardige keeper voor de eredivisie. Maar één die zich door twee oprispingen van Ronald Koeman voor even waande wat hij nooit is geweest.
“Zullen we maar gaan slapen?” vraag ik, en ik stel voor om maar met de ruggen tegen elkaar aan te gaan liggen in het krappe eenpersoonsbed. Sergio kijkt me meewarig aan.
“Ik denk dat ik gewoon in het bed ga liggen en dat jij op de grond slaapt vannacht. Weet je wel wie ik ben?”